Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies. Wij verzoeken u om cookies te accepteren. Meer info

Parallelsessie 4: Omgaan met tragiek en vergankelijkheid

Voorzitter van deze sessie: Lammert Jansma

  • Sessie 1 - Dr. Sjaak Körver: “DOOD & VERDERF”. Wat doen geestelijk verzorgers, waarom en waartoe?
Ondanks de vaker negatieve publiciteit over religie in de media valt in de eerste case studies die zijn besproken in het Case Studies Project Geestelijke Verzorging, op dat geestelijk verzorgers nog steeds veelvuldig worden gevraagd om cliënten te begeleiden, medewerkers bij te staan of organisaties te adviseren. Rituele momenten spelen daarbij een belangrijke rol. En het gaat om specifieke situaties en onderwerpen. ‘Dood en verderf’ noemde een seksuoloog de invalshoek van de geestelijke verzorging. Over ‘katholiek en dood’ gaat geestelijke verzorging, zo meende een verzorgende bij mensen met een verstandelijke beperking. Is dit een eenzijdig beeld waar de beroepsgroep zich krachtig tegen zou moeten verzetten? Of is hiermee toch de expertise van geestelijk verzorgers aangeduid? Als dit laatste het geval zou zijn: hoe kun je als geestelijk verzorger dit beeld omarmen, en wat zou het kunnen betekenen voor je beroepsuitoefening en professionaliteit? In de verkenning van deze vragen besteed ik onder andere aandacht aan wat Herman van de Spijker destijds (in zijn boekje Pastorale competentie, 1984) personale competentie noemde. Misschien is het ook wel zo dat een geestelijk verzorger in het omgaan met ‘dood & verderf’ een voorbeeldfunctie heeft.


Dr. J.W.G. (Sjaak) Körver is universitair docent en supervisor aan de Tilburg School of Catholic Theology. Hij is hoofdredacteur van het Tijdschrift Geestelijke Verzorging, en – samen met prof. dr. Martin Walton – coördinator van het Case Studies Project Geestelijke Verzorging


  • Sessie 2 - Drs. Michael Kolen: Er staat een olifant in de kamer. Over ongeziene mogelijkheden voor goede zorg in de alledaagse omgang tussen zorgprofessionals en zorgontvangers.

Mede gebaseerd op zijn ervaringen als geestelijk verzorger in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, werkte Michael Kolen in de afgelopen vijf jaar aan een zorgethisch georiënteerd, conceptueel en kwalitatief empirisch onderzoek naar de morele betekenis van de alledaagse omgang tussen zorgprofessionals en zorgontvangers.

Het betreft een onderzoek uitgevoerd binnen drie zorgorganisaties bij jongeren (18-27 jaar) met een licht verstandelijke beperking (IQ 50-85). De zorg aan deze groep wordt gekenmerkt door complexiteit en ambivalentie. Enerzijds bestaat ze uit het beschermen van lvb-jongeren en de samenleving, anderzijds uit het realiseren van een leven in vrijheid.  

In zijn studie legt Kolen de alledaagse omgang tussen deze lvb-jongeren en hun zorgprofessionals open en laat daarmee zien hoe daarin een morele kenbron aanwezig is die een ‘oplossingkracht’ in zich draagt om met deze complexiteit en ambivalentie om te gaan.  Een bron die in de hedendaagse zorg volgens Kolen veelal over het hoofd wordt gezien.

Hoewel dit onderzoek niet de praktijk van geestelijke verzorging als uitgangspunt heeft, hebben de resultaten mogelijk wel zeggingskracht voor de invulling van het vak binnen de context van moderne zorgorganisaties. In deze paralelsessie wordt, na een korte presentatie van het onderzoek, met de deelnemers op deze vraag gereflecteerd.


Drs. Michael Kolen werkt als adviseur zorgethiek /geestelijk verzorger bij Stichting Prisma, een organisatie die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking. Hij is als PhD-student verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.


  • Sessie 3 - Drs. Benita SpronkMoreel beraad vanuit het perspectief van de tragiek: wat betekent dit voor de geestelijke verzorging?  
In deze bijdrage richt Benita Spronk zich op het moreel beraad vanuit het perspectief van de tragiek. In de gezondheidszorg worden zorgverleners vaak geconfronteerd met tragische situaties, waarin van hen verwacht wordt dat ze keuzes maken en beslissingen nemen met verstrekkende gevolgen. Een van deze tragische casussen betrof een zwangere vrouw met een hersentumor. Door middel van interviews met betrokkenen, die de moreel beraden over deze casus hebben bijgewoond, onderzocht Benita Spronk de rol van het moreel beraad in het omgaan met deze tragische situatie. De eerste bevindingen van haar promotieonderzoek laten zien dat moreel beraad  medewerkers helpt om te gaan met tragische situaties.  Moreel beraad maakt het dilemma en de schade duidelijk en laat zien dat er geen simpele oplossing is. Het draagt ook bij aan het delen van de tragische ervaring tussen zorgverleners onderling. De waarde van het moreel beraad zou nog vergroot kunnen worden door de expliciete reflectie op het aspect van contingentie, dat tragiek kenmerkt. Benita Spronk zal in haar bijdrage tevens stilstaan bij de rol van de geestelijk verzorger bij tragiek in het moreel beraad. Welke competenties worden van de geestelijk verzorger gevraagd?


Drs. Benita Spronk werkt bij het VU medisch centrum.



Terug naar de site