Alumnus Line de Bruijn: “Kinderen kunnen geweldig goed filosoferen”
Alumnus Line de Bruijn (28) is geestelijk verzorger in de gezondheidszorg en geeft filosofieles aan kinderen op een basisschool. In dit interview vertelt ze hoe ze geniet van het filosoferen met kinderen en hoe beide soorten werk haar werkend leven in balans houden.
“Kinderen zijn onbevangen en open. Dat maakt filosoferen met kinderen zo leuk!” Tijdens de filosofielessen die ze als vakdocent Humanistisch Vormingsonderwijs in het basisonderwijs geeft, bloeit ze dan ook helemaal op. “Ik kies er heel bewust voor om met kinderen te werken. Ze verwonderen zich tijdens het filosoferen, hun blik is opener dan van jongeren of pubers. Daar word ik gewoon heel blij van.”
Kinderen die filosoferen? “O ja, dat kunnen ze geweldig goed! Juist door die open houding. Laatst vroeg ik tijdens een les: Wat is normaal? En wie bepaalt wat normaal is? Kinderen vinden het heel leuk om te ervaren dat iets ook heel anders kan zijn dan wat je zou denken. Ze voeren gesprekken op een vrijere manier. Het gaat in een open dialoog. Filosoferen lukt daardoor heel goed met kinderen. Bij jongeren zit al meer sociaal gedrag en normering ingebouwd. Die zijn bezig met vragen als: Wat vinden andere mensen van mij? Wat is maatschappelijk gezien het juiste antwoord? Dat hebben kinderen veel minder.”
Geen rode krul of groene vink
“Op school moet je allemaal vragen beantwoorden die goed of fout zijn. Hoeveel is 2+8? Wat is de hoofdstad van Noord-Holland? Bij filosofie is er geen juist of onjuist antwoord. We behandelen grote vragen uit het leven waar heel veel antwoorden op bestaan. Dus ik vraag kinderen: Wat is jouw antwoord? En waarom is dat jouw antwoord? Samen ontdekken de kinderen waarom ze dat dan vinden.”
Volgens Line is het doel van haar lessen niet om het met elkaar eens te zijn aan het einde van de les. “Kinderen krijgen van mij geen rode krul of groene vink. Ze krijgen vragen waar ze hun eigen antwoorden op geven. Daarbij is respect voor elkaar heel belangrijk. Respect voor elkaars mening. Je mag het met elkaar oneens zijn. In de lessen gaat het dus niet over kennisoverdracht, maar meer over de filosofische en dialogische denkhouding. Het is ontzettend belangrijk dat je naar elkaar luistert en dat je open staat voor wat de ander zegt. Bijvoorbeeld: ‘Ik denk dat ik wel snap wat je bedoelt, maar ik ben het niet met je eens, ik zie het anders.’ Het is een levensbeschouwelijke dialoog.”
Line denkt dat je niet vroeg genoeg kan beginnen met filosoferen. “Zeker in een wereld waar je met zoveel verschillende meningen te maken krijgt, is dat een waardevolle vaardigheid. Goed om op een jonge leeftijd al te leren. Ik ben er dan ook voorstander van dat meer scholen kinderfilosofie aan gaan bieden. Zeker met het oog op de toekomst. We hebben een generatie nodig die op een constructieve manier over ingewikkelde vraagstukken met elkaar kan praten. Het is ook een vorm van jezelf ontwikkelen. En je neemt kinderen serieus. Je neemt serieus wat het kind zegt.”
Het antwoord staat niet op Wikipedia
“De meeste kinderen zie je tijdens de lessen opbloeien. Ik mag een mening hebben! Ik mag dat zeggen. Wow, zo had ik nog nooit naar dingen gekeken! Dat is prachtig om te zien! Bij een aantal kinderen werkt dit niet zo goed. Die vinden het ingewikkeld. Ze raken uit hun doen als ze erachter komen dat het antwoord niet op Wikipedia staat. Ieder kind zit anders in elkaar. Sommige kinderen vinden het bevrijdend, andere kinderen zijn geholpen met structuur. Die willen een behapbare wereld, met vaststaande antwoorden. De manier waarop ik hen het beste erbij kan betrekken, daar wil ik nog in groeien. Levensvragen hebben nou eenmaal niet één antwoord.”
Anders willen zijn
Tijdens filosofielessen komen verschillende thema’s voorbij die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Bijvoorbeeld: anders zijn. “Ik stel hen vragen als: ‘Wanneer ben je anders?’, ‘Mag je anders zijn?’, ‘Zijn er mensen die niet anders zijn?’ en ‘Hoe voelt het om anders te zijn?’ In de les belichten we een onderwerp van verschillende kanten. We kijken niet alleen naar ‘anders zijn’ in de zin van ‘buiten de groep vallen’, maar ook naar ‘anders willen zijn’ in de zin van: uniek en speciaal gevonden willen worden.” Meestal besteedt Line meerdere lessen aan hetzelfde thema. Ze legt kinderen levensbeschouwelijke vragen voor, die ze bespreken in kleinere groepjes.
Line heeft zelf een kaartenspel ontwikkeld, dat ze gebruikt tijdens deze lessenserie. De titel van de kaartenset is ‘Anders (willen) zijn’ en bevat vragenkaartjes om een filosofisch gesprek op gang te krijgen.
Op de antwoordkaartjes staan ‘nee’, ‘ja’, maar ook ‘tja’. Ze vindt het belangrijk om te laten zien dat niet-weten of twijfelen ook een optie is. “Het helpt kinderen om hun voorlopige standpunt te kiezen en vervolgens met elkaar naar nuances te zoeken.”
“Filosofie gaat voor mij ook over ethiek, morele dilemma’s. Wat sluit aan bij de eigen belevingswereld van het kind? Aan de hand van een casus waar kinderen zich gemakkelijk in herkennen, stel ik filosofische vragen als: ‘Wat is rechtvaardig?’, ‘Wat is het goede om te doen?’ en ‘Wat is eerlijk?’” De werkvorm die ze graag kiest, is toneelspelen. “Zo kun je een dilemma ‘uitspelen’. Het wordt een stukje drama, waarin je de verschillende opties speelt, die we besproken hebben. Ik laat kinderen dan op verschillende plekken in de ruimte staan om die specifieke optie te laten ervaren.”
“Tijdens de master Humanistiek leerde ik gespreksvoering en leerde ik hoe je op verschillende manieren groepen begeleidt. Humanistiek representeert een hele open, gelijkwaardige en democratische houding. Dat voelen kinderen goed aan. Vanaf de eerste les maken we samen de regels en benader ik de kinderen gelijkwaardig. Dat schept een veilige ruimte voor dialoog.”
Mooie balans in het werk
“Eén dag in de week werk ik met kinderen, de andere dagen ben ik geestelijk verzorger in een GGZ. Daar hoor ik heel veel tragische verhalen. Veel mensen die ik daar spreek hebben veelal een doodswens, gebroken levensverhalen, weinig toekomstperspectief. Een grote tegenschelling met de basisschool. En tóch gaan beide banen over hetzelfde: open gespreken over levensbeschouwelijke thema’s en het vergroten van geestelijke weerbaarheid. In mijn werk als geestelijk verzorger bevorder ik die weerbaarheid van mensen die een moeilijke levensloop hebben. In het filosoferen met kinderen ben ik preventief bezig met de geestelijke weerbaarheid van jonge mensen. Ik doe hetzelfde, maar in twee verschillende contexten. Als geestelijk verzorger kom ik heftige en zware verhalen tegen. De kinderfilosofie geeft luchtigheid en maakt het leven hoopvol. Zo geven de twee banen mij een mooie werkbalans.”
Interview met alumnus Line de Bruijn (28). Zij is geestelijk verzorger in de gezondheidszorg en geeft filosofieles aan kinderen op een basisschool.