Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies. Wij verzoeken u om cookies te accepteren. Meer info

Ik ben een racist

 

Ik loop met Ziggy, de jonge Xhosa vrouw bij wie ik verblijf, en Jennifer, een Amerikaanse zwarte vriendin, naar huis. Wij doen alle accenten na die wij kennen: Amerikaans, Engels, Sotho African, Afrikaans. Ik ‘scharrel’ met Jennifer. Mensen vinden dat raar hier. Blanken in Bloemfontein kijken mij soms boos aan als ik samen met haar of Ziggy op straat loop.

 

Een blanke vriend in Jo’burg vertelde dat in plaats van de uitspraak ‘Once you go black, you never go back’ in Bloemfontein het volgende devies lijkt te gelden: ‘Once you go black, you never come back’, als zijnde dat de blanke mensen je niet langer zullen accepteren, en je kunnen beschouwen als een zogenaamde kafferboetie (vriend van een zwarte).

 

Ik weet dat het in Nederland niet gebruikelijk is om over blank, coloured, indian of wat dan ook te praten, maar hier gebeurt dat de hele tijd, en het heeft ook mij besmet. Maar goed, ik loop met hen over straat. Een hele bus met zwarte mannen staren ons aan en maken gebaren naar mij, en ik denk enkel, fokken losers, doe effe normaal.

 

Ik kom s’avonds laat thuis van mijn werk. Ik kom door het hek en zie een grote witte BMW met blauw neonlicht van binnen. Luide housemuziek. Ik word begroet door Chumile, het zusje van Ziggy. Okko, een vriendin van haar, zit in de auto. Zij zijn beiden 21. Er zitten twee arrived brothers in de auto, beiden kort haar, beiden een buikje, beiden de dertig ruim gepasseerd. Aanvankelijk negeren ze mij. Totdat ze horen dat ik uit Nederland kom. Ze komen uit de auto en begroeten mij met geavanceerde handdrukken (trouwens een kunst op zich, maar je leert het snel).

 

Of ze in Nederland ook Afrikaans spreken? Nee, in Nederland spreken we Nederlands. Afrikaans is een wat mij betreft primitief dialect of een mixtaal dat lijkt op Nederlands, maar ook op andere talen, maar de Afrikaners denken dat het een taal is... ‘O, dus je bent Afrikaans’? ‘Nee, ik ben het niet.’ ‘O, je komt uit Amsterdam... I am gonna visit you bro, we are gonna smoke ganja. I wanne see the ladies in red light district.’ ‘Ik ben moe, ik ga eten, doei!’

 

In Nederland kun je misschien zo dag zeggen, ik doe het vaak in ieder geval. Hier is het heel onbeleefd. Ik herinner mij het advies van Karlijn, een vriendin die ook aan de UvH studeert, en die lange tijd in een township in Durban woonde: ‘Frank, je mag niemand beledigen daar, en dat wordt moeilijk voor jou.’ Ik denk enkel: Is dit godverdomme waar mensen als Mandela 27 jaar voor hebben vastgezeten, zodat deze ouwe smeerlappen met hun Black Empowerment geld dure auto’s op afbetaling kunnen rijden, terwijl ze dat niet geld niet eens hebben, en zo naïeve chickies pogen te imponeren? Waarom zijn de mensen zo materialistisch? En nog wagen ze het elkaar comrade te noemen.

 

Ik geef les aan heel grote groepen studenten, klassen van 125+ studenten. Ik neem een tentamen af. De zwarte studentassistent die de prints heeft gemaakt heeft een fout gemaakt. Of mijn (zwarte) collega heeft de verkeerde aantallen doorgegeven. Weet ik veel. Er zijn niet genoeg examens noch genoeg examenpapier, terwijl mij was verzekert dat dit wel het geval zou zijn. Ik word chagrijnig. Waarom regelen mensen dingen niet ‘gewoon’?

 

Het examenlokaal is dus groot. Het lokaal heeft een glazenwand met glazen deuren. Deze zitten op slot. Er komt een oudere zwarte man aan. Hij loopt op glimmende lakschoenen met een hak, oftewel, het maakt een hard tikkend geluid als hij loopt. Hij trekt wanhopig aan een deur, die overduidelijk op slot zit. Hij vind uiteindelijk de juiste deur, diegene die wel open is (die stond al open al die tijd, maar goed), en loopt het examenlokaal in. Ik vraag wat ik voor hem kan betekenen. Hij zegt: ‘ik zoek Juliette’. Ik vraag of hij misschien haar achternaam weet, of welk vak zij volgt. Of bij welke faculteit zij studeert of werkt? De man is geagiteerd: ‘Ik zoek Juliette en er is mij verteld dat zij hier zou zijn.’ Ik: ‘Wat bedoel je met hier? In dit examen? Studeert zij nu?’ De man: ‘Nee, op de UFS.’ Ik: ‘Dan moet ik u teleurstellen, ik ken geen Juliette. Verder werken en studeren hier zo’n 30.000 mensen, dus ik ben bang dat het even zoeken wordt. Ik zal u naar de informatiebalie verwijzen.... U heeft geen achternaam, telefoonnummer, referentie?’ Grrr, tering, denken deze mensen niet na ofzo?

 

Ik schrik. Waarom denk ik aan deze mensen? Niet aan deze man? Waarom vind ik het niet grappig, zoals ik dingen meestal wel grappig vind? Waarom generaliseer ik onbewust als ik gestresst ben?