Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies. Wij verzoeken u om cookies te accepteren. Meer info

‘Geestelijke begeleiding heeft een belangrijke waarde op zich’

Na 38  jaar werkzaam geweest te zijn in het vak, neemt Jan Hein Mooren afscheid als docent geestelijke begeleiding. Hij gaat met pensioen. Op 15 februari 2013 viert de Universiteit voor Humanistiek zijn afscheid met een symposium over de toekomst van de geestelijke begeleiding. Een interview met een docent ‘van het eerste uur’ over het eigene van het vak en de opleiding.

 

Jan Hein Mooren begon zijn carrière in 1974 als docent psychologie aan het Humanistisch Opleidings Instituut, de opleiding voor geestelijk verzorgers van het Humanistisch Verbond en voorloper van de Universiteit voor Humanistiek. Hij raakte gebiologeerd door de vraag wat geestelijke begeleiding nu precies is.

“Toen ik begon als docent psychologie, was geestelijke begeleiding nog een zwak ontwikkeld beroep. Ook op de opleiding zelf konden ze me niet goed uitleggen wat geestelijke begeleiding eigenlijk was. Ze wilden dat ik ‘iets’ met psychologie ging doen. Nou, dat konden ze krijgen. Ik heb allerlei vakken gegeven die onderdeel uitmaken van de psychologie, zoals een algemene inleiding in persoonlijkheidstheorieën, sociale psychologie of groepsdynamica. Maar steeds vroegen studenten me: 'Wat is nu het verschil tussen psychologie en geestelijke begeleiding?'

 

Mooren verdiepte zich in het beroepseigene van geestelijke begeleiding, dook in de literatuur en voerde gesprekken met Jaap Van Praag (oprichter van het Humanistisch Verbond) en studenten. “Gaandeweg kreeg ik door dat geestelijke begeleiding vaak gaat over vragen  die existentiëler zijn dan de vragen die bij psychotherapie aan de orde komen. Ook als je psychisch gezond bent, kom je met bestaansvragen en levensbeschouwelijke thema's in aanraking. Misschien zelfs fundamenteler. Psychiatrie is een ander vak: de mensen waarmee je dan werkt, staan veel meer in een overlevingsstand, in plaats van in een leefstand. Mij werd steeds duidelijker dat geestelijke verzorging een belangrijke waarde op zich heeft.”

 

Hij verwoordde dit in het zogenaamde gele boekje Geestelijke Verzorging en Psychotherapie, dat hij schreef in opdracht van het Katholiek Studiecentrum Geestelijke Volksgezondheid. In de jaren tachtig werd hij lid en later voorzitter van de Commissie Geestelijke verzorging van de Nationale Ziekenhuisraad (NZR). Mooren raakte nauw betrokken bij het schrijven, denken en praten over het rapport van die commissie: Dienst Geestelijke Verzorging in organisatie en beleid. Intussen bleef hij les geven en hield hij zich intensief bezig met de ontwikkeling van het vakgebied.

 

“Het verschil tussen psychotherapie en geestelijke begeleiding werd me vooral duidelijk door allerlei praktijkvoorbeelden te verzamelen. Dat werd door de studenten erg gewaardeerd. Ik kreeg eigenlijk steeds meer beelden over de geestelijke verzorging. Van studenten kreeg ik terug dat de casuïstieklessen die bedoeld waren om het onderscheid te verhelderen, tegelijkertijd ook werkten om te leren hoe je als geestelijk begeleider je beroep kunt uitoefenen.” Mooren vond het belangrijk een eigen taal te ontwikkelen voor de geestelijke begeleiding. “Er werd veel te veel ‘gepsychologiseerd’, vertelt hij, “Allerlei psychologische denkmodellen en concepten voerden de boventoon.”

 

Aan de Universiteit voor Humanistiek werd intussen druk gediscussieerd over de inrichting van de nieuwe academische opleiding. Jan Hein: “Ik was er van overtuigd dat we meer moesten doen met het versterken van levensbeschouwelijke kennis. Dat is Hans Alma (hoogleraar Culturele dynamiek) later levensbeschouwelijke competentie gaan noemen.” Mooren schreef het methodiekboek Bakens in de Stroom  en werd docent methodiek. “Het boek bleek een antwoord te zijn voor veel mensen. Als methodiekdocent voelde ik me het meest op mijn plek. Door de hele ontwikkeling ben ik geestelijke begeleiding steeds interessanter gaan vinden: uiteindelijk vind ik psychotherapie een boeiend, maar ook een beperkt vak. Geestelijke begeleiding is wat dat betreft veel rijker. Veel interessanter daarmee ook.’

 

Mooren is zich alle jaren blijven toeleggen op het inzichtelijk maken van het bijzondere karakter van het vak geestelijke begeleiding, waarbij casuistiek een grote rol speelt. Zo kwam er in 2008 een hernieuwde uitgave van Geestelijke verzorging en psychotherapie, en publiceerde hij in 2010 De moed om te zien, over raadswerk in de gevangenis. Vorig jaar nog verscheen het boek Verbeelding en bestaansoriëntatie, over de rol van verbeelding in de vormgeving van ons bestaan.

 

Wat hij nu gaat doen? "Dat hangt voor een deel van mijn gezondheid af. Ik wil meer gaan reizen. En ik wil gaan schrijven. Ik heb een behoorlijk aantal schrijfprojecten die onderweg zijn, of die ik wil gaan realiseren. Ik zal mij niet vervelen!”

Na 38 jaar werkzaam geweest te zijn in het vak, neemt Jan Hein Mooren afscheid als docent geestelijke begeleiding. Hij gaat met pensioen. Op 15 februari 2013 viert de Universiteit voor Humanistiek zijn afscheid met een symposium over de toekomst van de geestelijke begeleiding. Een interview met een docent ‘van het eerste uur’ over het eigene van het vak en de opleiding.